Een vriend adviseert mij om wat vaker aan schrijfwedstrijden mee te doen. Dat is een goed idee. Ik word gewezen op een site die een overzicht geeft van alle aankomende wedstrijden. De eerste uitdaging die zich aandient vraagt om fictie in een genre waarin ik nog nooit iets heb geschreven.
Ik lees:
‘Welkom bij onze Haibun Wedstrijd 2020. Een haibun is een vorm van Japanse dichtkunst waarin zowel proza als poëzie aanwezig zijn. Een haibun hanteert beknopt maar beeldrijk proza waarin één of meer haiku’s zijn verwerkt. Het streven is om het proza en de poëzie in een spannende verhouding tot elkaar te laten staan, zodat de lezer nog een beetje moet nadenken over het verband’.
Ik schrijf onderstaand verhaal. Of het voor een ‘haibun’ kan doorgaan weet ik niet, dat moet de Haiku Kring Nederland maar bepalen die de wedstrijd organiseert. Ik stuur mijn verhaal ook door naar de zeer goede vriend. Deze adviseert mij om eerst mee te doen aan een wedstrijd in een ander genre.
Drie therapeutische haiku’s
Ik weet niet hoeveel vormen van creatieve dagbesteding er nodig waren om ons te genezen. En of dat eigenlijk wel de bedoeling was. Het ging er in eerste instantie om dat we onszelf zouden openen. Men sprak van veranderingsprocessen. Het bewerkstelligen van een vorm van acceptatie. De bereidheid om al knutselend je problemen te benoemen.
In elk geval werden we steeds bedrevener met materialen. Karton en vliegerpapier en papier-maché. Pottenbakkersklei en tufsteen. Kralen, schelpen, licht buigzaam koperdraad. En kurk natuurlijk. Ik was liever creatief met hout. Ik kon iets met een beitel. Dat stuk gereedschap werd mij echter niet zomaar toevertrouwd. Mijn tweede grote passie bleek de kunst van het boekbinden.
Er werden ook professionals van buiten aangesteld. Expressiecoaches, schilderconsultants, toneelgoeroes en andere creatieve therapeuten. Het was een zegen om te wonen in een land waarin er tijd en geld beschikbaar bleek voor zulke zorg. Maar wij waren niet vanzelfsprekend dankbaar. Het behoorde tot de groepsdynamiek om tegendraads te zijn. Alsof we nog op de middelbare school zaten. Tjardi dichtte:
Nee
Ik zeg nee tegen
alles wat te doen valt bui-
ten deze regel.
De helper van die dag noemde zich meester Oboe. Ik vond het iets te veel op een artiestennaam lijken. Het was alsof ik die eerder had gehoord, maar dan in een circus. Toch was Oboe een heuse zenmeester naar het scheen, een verwaaide monnik uit Nagasaki, daar geboren in augustus 1945 toen de stad net zwaar gebombardeerd was. Hij woonde al enige tijd in Europa. Hij kwam naar hier toen zijn land opnieuw door elkaar werd geschud. Hij woonde toen in Kobe.
De aardbeving had een kracht van 7 punt 2. Door dat natuurgeweld stierven er nauwelijks minder mensen dan door de vernietigingskracht van de atoombom. Eerst had de buik van zijn hoogzwangere moeder hem gered. Daarna de romp van een vliegtuig. Dat de haikumeester net Japan verliet toen twee continentale platen ruw over elkaar schoven noemde hij ‘geluk hebben’. Marianne schreef:
Gokje
De lottoballen
1 2 3 4 5 en 7
zijn niet gevallen.
We werden geen fantastische haikuschrijvers, maar meester Oboe hielp ons een eind op weg. ‘Houd het dicht bij jezelf’ adviseerde hij. Ik schreef:
Boekenwurm
Ooit kwam ik uit de
A gekropen. O staat al-
tijd voor mij open.
