Locatie: een hiphopkelder van een middelgrote stad in de provincie. Je zou de avond saai noch inspirerend kunnen noemen. De optredens waren, tot dan toe, tamelijk voorspelbaar. Terwijl de tent toch ‘Home of the Brave’ werd genoemd. Die naam was trouwens ook niet origineel.
Toen ontstond er plotseling commotie. Een man van rond de zestig had het podium betreden. Dit kon best de volgende act zijn. Of een vader die zijn kind zocht. Een gezagsdrager misschien, die iets gewichtigs had te melden? Hij droeg een politiepet, maar dan zo één die ook voor style item kon doorgaan.

Hij zei op zoek te zijn naar een weggelopen hond en wilde een oproep plaatsen. Iemand moest van deze wending in het programma op de hoogte zijn, want op zijn aangeven werd op de achtergrond een begeleidingsband gestart. Al snel bleek dat hij het Beat Box tempo niet kon bijhouden. Eigenlijk reciteerde hij meer dan dat hij rapte.
Poëzie met een grote P leek een beetje naar de achtergrond verdwenen.
Misschien maakte dit onderdeel uit van zijn optreden? Een poëtisch protest in een voormalig gemeenschapshuis waar nu alleen nog ruimte was voor Breakdance, bboy, hiphopdance, popping, DJ, Turntablism, scratchen, Rap en Graffiti workshops? Poëzie met een grote P leek een beetje naar de achtergrond verdwenen.
Hij droeg een prozaïsch gedicht voor over ene ‘Raaf’ die misschien voor hem op de vlucht was of in het geheim een ‘terloops gezin’ had gesticht. Het beest kon ook zijn opgepakt door ‘witgejaste mannen’ en nu ergens in ‘een tuig’ staan alwaar zijn ‘kwijl werd opgemeten’.
Klein straatschenderig wezen, waar hang je uit? Wie
heeft je ’t laatst gezien? Ik stelde geen condities aan je
zwerftocht, maar dat je steeds terugkwam gaf mij hoop
(al was het honger dat je naar je hok dreef).
Tot zover deze zoektocht naar zijn huisvriend. Door het gejoel dat uitbrak kon men de rest van de voordracht niet meer horen. De schrijver/performer begon te jammeren dat het een schande was, maar zo werkte dat hier. Het publiek had een mening en bepaalde. Deze grijsaard wist gewoon te weinig beats in een minuut te stoppen waardoor de boombooms met hem aan de haal gingen en de protesterende buurtjongeren voor zijn boodschap bedankten.
Je moest de stem van de auteur er gewoon niet bij horen, noch hem er bij zien.
Het heeft niet aan de woorden gelegen, concluderen sommigen. Je moet de stem van de auteur er gewoon niet bij horen, noch hem zien optreden. In de rust van een bundel en bij onstentenis van zijn wat al te grote gedrevenheid komt het geschrevene prachtig geserreerd over. Dit lijkt zo’n geval waar we vorm en vent moeten scheiden in het belang van de schoonheidsbeleving.
Oproep
Klein straatschenderig wezen, waar hang je uit? Wie
heeft je ’t laatst gezien? Ik stelde geen condities aan je
zwerftocht, maar dat je steeds terugkwam gaf mij hoop
(al was het honger dat je naar je hok dreef).
Makke vos, waar ben je nu? Werd je soms meegelokt
door witgejaste mannen? Sta je ergens in een tuig en wordt
je kwijl gemeten? Jij was toch nooit te paaien met een
plakje? Jij tilde toch je poot op voor de boomstille garde?
Kreeg je niet genoeg te kluiven? Of heb je soms weer
een terloops gezin gesticht? Enig schepsel dat ik binnen
liet nadat ik elke ingang had gedicht, hier spreekt je baas,
blaf me toe in het vertrouwd geïnfecteerd gewoefwaf.
Hoeveel manden heb ik niet vervangen? Wie leerde jou met
pijn en moeite 5 bevelen waaronder blijf en zit en hier? Wie wist
het meest van rabiës, loopse teven, wie trok de teken uit je vacht,
en heeft je, na je ongeval, op al je poten teruggebracht?
Joeg iets in mij de huiver door je leden? Maar je eerste plas
werd zonder morren opgedept, de tweede tijdig ondervangen,
en toen je zindelijk genoeg was mocht je de berber voor
de haard beslapen. Jij lieve op je eigen staart jagende idioot,
braaf beest waar ik soms mijn handen aan heb afgeveegd,
kras aan mijn deur, vertrouw je neus voordat de nestgeuren
vervagen. Ik smeek je Raaf, als je nog leeft,
keer langs het spoor terug dat aan ons kleeft.
Ronald van Noorden ©Cum Suis