Een partnerschap gesmeed uit wanhoop van tot elkaar veroordeelden.

Het hele land is momenteel in de ban van de arrestatie van Inez Weski. Heeft zij ‘het’ gedaan of niet? Als zij inderdaad informatie doorspeelde voor haar cliënt Ridouan Taghi, kan dat alleen maar zijn gebeurd na bedreiging, vermoeden de kenners. Want de relatie als strafadvocate met een verdachte (crimineel) zou zij – intelligent als ze is – altijd professioneel hebben gehouden. In verband met verhoudingen tussen mensen die niet bij elkaar lijken te passen, werd ik, in mijn laatste blog, in de richting gedreven van een antwoord op de vraag waarom Weski voor Midnight Cowboy koos als hoofdfilm in het programma Zomergasten, waarvoor zij op 26 juli 2020 was uitgenodigd.

Ik weet wat de film doet bij mij, maar dat zal niet de aantrekkingskracht zijn die Weski voor de film voelde. Midnight Cowboy heeft een speciale plek in mijn hart vanwege de filmmuziek. Met name het puur instrumentale ‘Theme from Midnight Cowboy’, gespeeld door Toots Thielemans, zal ik altijd koesteren. Het was het eerste nummer dat ik, na intens oefenen, op mijn chromatische mondharmonica kon naspelen (zij het nooit goed). Het is geschreven door John Barry. Er werkten veel verschillende componisten en muzikanten mee aan de score.

Een partnerschap gesmeed uit wanhoop.

Die ligt zo lekker in het gehoor dat het er soms op lijkt – en dit is mijn eerste kritiek op de film – dat beeldenreeksen om de muziek heen zijn bedacht, wat, in zulke gevallen, een beetje ten koste gaat van de verhaallijn. Zo lijken de lange shots in bussen bedoeld om de goed in het gehoor liggende songs in z’n geheel te kunnen laten horen. Heerlijk om naar te kijken, die prachtige cinematische begeleiding, en fijn voor de oren, zoals bij de beste muziekclips, die in die tijd trouwens ook massaal begonnen op te komen.

Is het verhaal op zich dan niet sterk genoeg? Laat ik zeggen dat het in ieder geval heel goed wordt neergezet door de hoofdrolspelers. Joe Buck (Jon Voight) gaat vanuit Texas naar New York City op zoek naar rijke, eenzame vrouwen. Joe is hopeloos naïef en een beetje dom (“Ik ben geen echte cowboy, maar ik ben wel een enorme stud!” zegt hij), en in plaats van te ‘hustlen’, zoals hij het zelf noemt, wordt hij zelf ‘gehustled’, eerst door vrouwen en daarna door de gladde Ratso Rizzo (Dustin Hoffman). Joe moet steeds meer interen op zijn geluk en eindigt met het delen van Ratso’s krot in een verlaten huurkazerne. Zo kunnen we de toenemende wanhoop en ondergang van deze personages bekijken, helemaal tot aan een ietwat voorspelbaar einde.

We krijgen enkele aanwijzingen over de oorsprong van Joe’s eenzaamheid en wanhoop via in flashbacks gegoten herinneringen aan zijn opvoeding als verwaarloosd kind door een slonzige grootmoeder, maar het is nooit genoeg om Joe echt te begrijpen; hij lijkt de hele film door gewoon een lange, domme sukkel die zijn fantasieën over de grote stad vermorzeld ziet worden. En we krijgen nooit te zien wat Ratso drijft. Hoffman’s vertolking van de volwassen straatjongen met een mank been en een constant hoesten is iconisch geworden, en toch heeft de acteur hier echt niets om mee te werken. Ratso blijft altijd een mysterie, net als Joe’s gehechtheid aan hem.

Misschien is zo’n karakteruitdieping ook niet geschikt voor wie en wat Ratso en Joe moeten voorstellen. De film portretteert tenslotte sociale ellende van tot elkaar veroordeelde, want vastlopende, individuen, die nog net niet zijn uitgedroomd. Het is een krachtig verhaal van mensen die aan de randen van de westerse samenleving leven. Het gaat steeds een beetje slechter met ze omdat ze de draad van de zogenaamde maatschappelijke vooruitgang niet op konden pakken.

New York City, en met name Manhattan in het latere deel van de jaren 60 tot aan de eerste opknapbeurt in de jaren 90, was een beerput van seks, drugs en criminaliteit. Het was een koude, harteloze stad met een omvangrijke corrupte politiemacht. Op straat zwierven hopeloze zielen die ofwel tot wanhoop waren geboren of tot wanhoop waren gedreven nadat de stad hen had achtergelaten. Midnight Cowboy vertelt het verhaal van twee van zulke mensen.

Dit was een van de eerste films die echt streefde naar een realistische weergave van de wreedheid en het gebrek aan empathie dat New York City kenmerkte. Neem die scène als Joe nog maar net in de stad is aangekomen. Hij ziet iemand bewusteloos op de stoep liggen. Hij wil aanvankelijk helpen, maar ziet dan dat iedereen gewoon voorbij loopt en dit zorgt ervoor dat hij zijn initiatief om te helpen ook stopzet. Als hij na zijn eerste aarzeling wegloopt is het duidelijk dat de stad zijn innerlijk aantast en zijn uiterlijk laat verrotten vanaf het moment dat hij arriveerde.

Als provencaaltje hopen dat je in de grote stad voor Gigolo kunt gaan spelen is misschien al niet zo’n sterk begin als je het roer wilt omgooien naar een succesvol leven. Joe kleedt zich daarbij ook nog eens als een Liberace-versie van een cowboy: hoge puntlaarzen, western vest met franje, buckle belt, sjaaltje, cowboyhoed. Wanneer Ratso hem voor het eerst ontmoet, ziet deze hem als gemakkelijke prooi voor snel geld. Joe beseft steeds te laat de omvang van zijn eigen naïviteit. Hij moet eerst verraden worden door zijn ‘vriend’, en deze moet daar eerst een soort van spijt van krijgen, voordat er een soort van band ontstaat. Uiteindelijk vormen de twee verloren zielen een bondgenootschap dat ontroerend is zonder sentimenteel te zijn.

Het is zeer relevant dat Joe zichzelf een hustler noemt in plaats van een gigolo. Hij ontdekt dat de homogemeenschap veel makkelijker omgaat met de seks-voor-geld industrie. Ik vind de film best homofoob (dat is m’n tweede punt van kritiek). Het portretteert homoseksuele mensen als roofdieren; het zijn steeds oneerlijke en zelfmedelijdende zwakkelingen. Er worden vrijelijk denigrerende opmerkingen over homoseksuelen gebruikt. Dit moet echter wel in de context worden gezien van het Amerika van 1969, dat extreem homofoob was. De afschuw van het hebben van homoseksuele seks in tegenstelling tot de, ietwat onaangename maar toch minder harde, afbeeldingen van heteroseksuele, geprostitueerde seks, draagt bij aan het anti-homoseksuele sentiment dat de film oproept. (Of ben ik nu te woke?)

Maar goed, verder met Joe en Ratso Ritzo. In de relatie van dit onwaarschijnlijke duo zit dus wel progressie. Het verandert van een ‘partners-in-duistere-zaken’ verstandhouding naar kameraadschap. Beiden lijken hun eerste echte vriend te hebben gevonden. Terwijl ze op elkaar steunen voor dat beetje zon in het koude water, werken ze samen voor hun wederzijds voordeel en overleving. Ratso ontwikkelt een vreemde hoest en terwijl zijn gezondheid verslechtert, droomt hij ervan om naar Florida te verhuizen waar hij denkt te herstellen. Joe besluit zijn vriend naar Florida te vergezellen zodra hij het benodigde geld heeft. Die wilskracht en groothartigheid helpen zijn carrière een eind op weg zodat hij daadwerkelijk iets begint te verdienen.

Dus in die bus naar Miami belanden ze. Muziek! Helaas verslechtert Ratso’s fragiele fysieke toestand met iedere kilometer die hen dichter bij hun doel brengt. Verder ook nog opmerkelijk: tijdens een rustpauzestop koopt Joe nieuwe kleding voor Ratso en zichzelf, waarbij hij zijn cowboy-outfit weggooit. Dit is alles wat ik over de film te vertellen heb. Nu moet iedereen maar voor zichzelf uitmaken wat hij denkt dat Inez Weski zo kan hebben aangesproken in deze ‘buddy-movie’ van een zelfbenoemde cowboy en een ostentatieve (en ten dode opgeschreven) straatoplichter.