De Achtkastelenroute is een rondgang langs landgoederen en buitenhuizen.

De Achtkastelenroute van Vorden bevat bij mijn weten maar één kasteel waar echt door ridders werd gevochten. Ik voel geen reden om daar ironisch over te doen. Het zit alleen maar in mijn hoofd dat het bij een kasteel om een bouwwerk moet gaan dat ooit onder middeleeuwse omstandigheden is verdedigd door en tegen geharnaste mannen van onberispelijk, want nobel, gedrag.

Waarom zou je een jonger gebouw niet ook kasteel noemen? Als de vorm van een kasteel er helemaal inzit? Misschien had ik wat meer slotgrachten en ophaalbruggen verwacht. Enkele van de kastelen op de route hebben die ook. Maar de functie lijkt nogal kosmetisch. Zijn dit ooit militaire bouwwerken geweest?

Even een echt Nederlands kasteel in beeld brengen waar daadwerkelijk is gevochten en zo, dat valt nog niet mee. Je zou denken dat je daarvoor – of all places – in Limburg wel terecht kunt. Kasteel Hoensbroek is oorspronkelijk een zeer oud kasteel uit het midden van de 13e eeuw. Kijk, dan hebben we het ergens over. Het raakte natuurlijk ook in verval maar in de 17e eeuw werd het herbouwd. Verdere reconstructiewerkzaamheden in de 19e eeuw hebben geleid tot wat je vandaag de dag ziet. De gids zegt verder: ‘Het kasteel is een van de grootste kastelen in Nederland.’ (Interesseert me niet). ‘Je kunt de 60 meter hoge middeleeuwse versterkte toren beklimmen.’ (Oh ja, en dan van het uitzicht genieten? Zie later.) ‘Er worden binnen mooie tentoonstellingen georganiseerd.’ (Van regionale kantklossers). ‘Je kunt een rondleiding krijgen door de balzaal.’ (Kan ik dan ook de kerker bezoeken met de knekels van echte ridders?). Waarom ik van alle kastelen juist dit bouwwerk in beeld breng? Onder andere omdat mijn toenmalige vriendin in een wijk in Hoensbroek woonde die bijna tegen het kasteel aanlag. De flat die in die wijk staat is rechts van het kasteel te zien. Tja, en dat is dan gelijk weer een puntje van kritiek (sorry, ik kan het nou nooit eens gezellig houden): er is geen panoramisch zicht op dit kasteel meer te krijgen zonder dat het blikveld wordt verstoord door iets van hedendaagse bebouwing in de directe omgeving. Dank u wel, wethouders, projectontwikkelaars en bouwputbazen! De tijd van nobele edellieden ligt echt ver achter ons. We ‘verdedigen’ het kasteel met opknapbeurten om toeristen te paaien, maar laten de openbare ruimte in de omgeving van zo’n historisch bouwwerk vervolgens ten prooi vallen aan het grote geld van blinde beleggers en investeerders zonder enige vorm van esthetisch inzicht.

Tegenwoordig verkoopt men ‘landgoederen’ die op een stukje grond staan ter grootte van een postzegel. Makelaars adverteren met termen die gewoon niet kloppen. Vaak heeft dat meer met de omgeving te maken dan met het onderkomen zelf. Een ‘villa in het groen’ bevindt zich meestal aan de rand van een bosje dat geen naam mag hebben.

Deze kastelen, tja, wat moet ik er van zeggen? Kasteel Hackfort is grotendeels verwoest door Spaanse troepen in 1586 tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Lang na de riddertijd dus. Daarvóór heeft er geen ridderlijke interactie van betekenis plaatsgevonden.

Kastelen De Wiersse, ‘t Medler en Onstein zijn meer buitenplaatsen. Kasteel De Kieftskamp stamt echt niet uit de Middeleeuwen. Kasteel Den Bramel werd in z’n hedendaagse vorm in omstreeks 1725 op de ruïnes gebouwd van iets dat ook al geen kasteel mocht heten. Geen van de gebouwen heeft een ridderlijk verleden.

Kasteel De Wildenborch stamt uit 1372 en was daadwerkelijk in het bezit van een ridder. Had deze Sweder Rodebaert zich maar edelmoedig cq. ridderlijk gedragen, maar hij staat bekend als een roofridder. Een ordinaire crimineel dus die z’n gestolen waar in een kluis moest onderbrengen. Dat werd een burcht in de moerassen.

Dan is er nog Kasteel Vorden. Hoewel omgebouwd tot landhuis in de 19de eeuw, lijkt dit bouwwerk daadwerkelijk te kunnen bogen op een verleden als kasteel met een defensieve functie. Neem de respectabele leeftijd. Neem het ooit ommuurde voorplein en de ophaalbrug. Maar van riddergevechten met strijdbijlen, kruisbogen, hellebaarden, langbogen en morgensterren is helaas ook nu weer niets in de annalen terug te vinden.

Misschien had ik me als kind niet zo moeten fixeren op middeleeuwse oorlogsvoering. Ik wilde altijd ridder zijn als mijn vriendjes cowboytje speelden. Floris, Ivanhoe, Robin Hood of Thierry de slingeraar, ik droomde ervan om in toernooien te bewijzen hoe moedig, eerlijk en rechtvaardig ik was. Misschien had ik me in mijn pubertijd minder bezig moeten houden met computerspelletjes als ‘Age of Chivalry’ en andere ‘Armor Games’. Dan had ik me wellicht ook minder Don Quichotterig gedragen tegenover zogenaamde jonkvrouwen in mijn adolescentie. Ik begrijp het nu: er is te laat een einde gekomen aan mijn fixatie op de riddertijd.

Ik nam ooit deel aan een rondleiding in kasteel Haarzuilens. Er liep alleen een bus bejaarden mee uit Geertruidenberg. Na een kwartier voegde zich één verlate Fransman bij de groep. De gids schakelde, speciaal voor hem, meteen over op het Engels. De vreemdeling toonde geen dankbaarheid voor deze gastvrije aanpassing. Hij produceerde sisklanken bij ieder jaartal dat viel. Later begreep ik dat hij badinerend deed over de schrikbarend jonge leeftijd van de burcht. Haha, nee in Frankrijk hadden ze pas kastelen!

Ik zal mij niet op eenzelfde manier lollig maken om de eerder genoemde gebouwen. Ik vond ze prachtig, dat lijkt me het belangrijkst. En bovendien: noblesse oblige. Ik heb iets ridderlijks in me dat heel ver teruggaat. Ik denk tot aan de tijd van mijn eerste ridderpak.