De laatste restjes VOC-mentaliteit op stoeptegelniveau.

We vieren vandaag de verjaardag van Willem-Alexander Claus George Ferdinand, koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, jonkheer van Amsberg. Dat kan bijvoorbeeld door overbodig geworden bezit van onze zolders te halen. Je etaleert het op een kleedje op straat als een enthousiaste eendagsmiddenstander. Je doet het van de hand aan, op koopjes en/of unieke vondsten beluste, streekgenoten. Die staan er hoogstwaarschijnlijk volgend jaar zelf weer mee op de ‘vrijmarkt’.

Ook verse statushouders en verbaasde toeristen behoren soms tot onze klanten. Ik vind de kringloopgedachte symbolisch gezien de beste manier om een staatshoofd te eren dat – zeker na aanschaf van een luxe jacht van 2 miljoen ter complementering van zijn vakantiehuis in Griekenland – eigenlijk alles al heeft. Het is te zeggen: hij heeft al het noodzakelijke om ruim te kunnen leven en dat geldt eigenlijk ook voor ons. Daarom doen we alleen maar aan troepverkoop of impulsaankoop op deze dag. Alles gaat ons snel weer in de weg zitten. Dat zou tot relativering van bezit kunnen leiden. In zo’n geval is niets voor niets geweest.

Wat de Nederlandse handelsgeest onderscheidt, is het vermogen om kansen te zien en te benutten. Nederlanders hebben een reputatie opgebouwd als handelaren die bereid zijn risico’s te nemen en nieuwe markten te verkennen. Ze hebben een open houding ten opzichte van internationale handel en zijn vaak bereid om te investeren in nieuwe ideeën, technologieën en ondernemingen. Een ander belangrijk aspect van de Nederlandse handelsgeest is het vermogen om te netwerken en samen te werken. Nederlanders zijn bekend om hun sterke handelsnetwerken en de bereidheid om partnerschappen aan te gaan. Dit heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van succesvolle handelsroutes, zoals de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie (WIC), die belangrijke handelsposten en koloniën vestigden over de hele wereld. Toch? (Dit laatste woord een beetje raar en te hard uitspreken.)

De volledige naam van de koning is wat langer dan die van ons. Dat komt omdat zijn soort eerder is begonnen met de accumulatie van bezit. Daartoe behoorden ook gebiedstoeëigeningen door zijn voorvaderen. Dan kruipt de naam van zo’n gebiedsdeel (of van de voormalige bezitter van zo’n gebied) in je eigen achternaam. Op een gegeven moment realiseert bijna niemand zich meer dat het eigenlijk om diefstal ging. Alle koninklijke families zijn ergens in hun monarchistische regeerambities begonnen met landjepik. Dat kon trouwens ook door te trouwen met het kind van een andere koninklijke landjepikker.

Vrijmarkt is een goed gekozen naam voor wat ons onderdanen is vergund op de verjaardag van de koning. Het verwijst naar een evenement waar mensen vrij zijn om hun spullen te verkopen. We mogen marktkoopmannetje spelen met overbodig geworden meuk waarvan de produktie ooit de markteconomie draaiende hield. Van die goed lopende produktieopbrengsten kon ook de monarchie in stand worden gehouden. Je zou kunnen zeggen dat de koning nu iets terug doet voor ons. We mogen onze rotzooi vrijelijk aan de man brengen. Het woord “vrij” in vrijmarkt impliceert dat er geen strikte regels of beperkingen zijn, waardoor de deelnemers hun eigen prijzen mogen bepalen.

Straten, pleinen en parken transformeren in kleurrijke marktplaatsen waar mensen naast tweedehands spullen ook ambachtelijke producten en zelfgemaakte lekkernijen kunnen verkopen. Het is een levendige en feestelijke gebeurtenis waar de handelsgeest even bezit neemt van mensen van alle leeftijden, rangen en standen. Daarna wordt alle rotzooi op nieuwe zolders opgeborgen en gaan we weer normaal doen. Normaal doen betekent bij ons: de markteconomie draaiende houden.

Het is echt zaak dat we de ondernemende en commerciële geest van de Nederlandse bevolking, die wordt gekenmerkt door innovatie, durf, ‘laisser fair, laisser passer’ en internationale oriëntatie, levend houden. Stel je toch voor dat die Nederlandse handelsgeest, die al eeuwenlang een kenmerk is van de Nederlandse samenleving, en die een belangrijke rol heeft gespeeld in de geschiedenis en het succes van het land, zou afnemen, wegkwijnen, worden vervangen door anti-kapitalistische lethargie?

Laat ik het op mezelf betrekken. Stel dat ik vandaag helemaal niet in de stemming zou zijn om dat glorieuze moment te aanschouwen waarop mensen hun oude troep naar hun – dagen van te voren geclaimde stukjes openbare ruimte – slepen om glashard te ontkennen dat hun waardevolle schatten eigenlijk gewoon rommel zijn (de vastlopende cd’s, het afgeleefde broodrooster, de versleten puzzel met ontbrekende stukjes, het ondefinieerbare elektronische apparaat enzovoort). Wat dan? Moet er dan een oud-premier bijkomen om mij weer op te peppen met inspirerende woorden als:

‘Ik begrijp niet waarom u hier zo negatief en vervelend over doet. (…) Laten we blij zijn met elkaar! Laten wij optimistisch zijn! Laten we zeggen: Nederland kan het weer! Die Voc-mentaliteit, over grenzen heen kijken, dynamiek! Toch?’ Of moeten we de koning zelf aan het woord laten? Dan denk ik aan zijn onvervalste ‘Rrrrrr.’ Het geluid kwam in 1967 uit een kinderwagen en werd opgevangen door een filmcamera. Het is het eerste van de reeks citaten van prins Willem-Alexander die zijn bijeengebracht in het boekje ‘Ik mag ook nooit iets’. En laat ik dat boekje vandaag nou toevallig op de kop tikken. Op de valreep. Terwijl ik eigenlijk helemaal geen zin had in het feest.