Henk (deel 1)

Een ex-treindienstleider die zich voor de trein werpt, dat roept bij mij als oud-collega gemengde gevoelens op. Ik denk dat Henks zelfgekozen einde, op juist deze manier, veel mensen die zelf als verkeersleider werken, of hebben gewerkt, op het verkeerde been zet. We weten uit eigen ervaring hoeveel er komt kijken bij de afhandeling van zo’n calamiteit. Een zelfmoordenaar die eigenhandig de knoppen heeft bediend in zulke situaties – en dat had Henk meer dan eens in zijn lange carrière bij het spoor – moet in staat worden geacht om zich te realiseren wat hij aanricht met zijn daad. Naast ontzetting, ongeloof en verdriet was mijn eerste reactie er daarom één van boosheid.

Je begrijpt dat de suïcidepleger, voorafgaand aan zijn dood, in een emotionele staat moet hebben verkeerd, die hem, in zekere zin, verontschuldigt voor zijn daad. De kenmerken die kunnen optreden bij mensen met zelfmoordgedachten kan ik me allemaal bedenken (niet in de laatste plaats door m’n eigen, van tijd tot tijd opspelende, emotionele labiliteit). Daarnaast is het zo dat ik Henk persoonlijk heb gekend en hem als een vriend beschouwde, in ieder geval voor zolang als onze omgang duurde. Ik vind het wat vreemd om iemand een voormalige vriend te noemen. We hebben elkaar niet verlaten, er deden zich geen conflictien tussen ons voor. Nadat we enige tijd met elkaar hadden opgetrokken – als wandelaars, stedentrippers en museumbezoekers – ging onze broederschap vrij onverklaarbaar in de nachtvlamstand, om niet veel later volledig te doven.


Ik voel nu, naast de genoemde boosheid, voornamelijk compassie voor de man met wie ik veel heb uitgewisseld gedurende onze treinritten richting de dagtripbestemmingen en terug. Henk en ik deelden dezelfde zwarte humor en cynisme. Het gebruik van komische elementen in situaties die doorgaans als taboe, controversieel of schokkend worden beschouwd, vereisten een goede onderlinge verstandhouding. Ons soort van humor ging over dood, tragedie of andere gevoelige kwesties. Dat te delen met hem creëerde een band, omdat het aangaf dat wij een vergelijkbare kijk op de wereld hadden en het vermogen bezaten om moeilijke of pijnlijke situaties met een komische draai te benaderen. Het was, bedenk ik me, onze manier om met stressvolle of uitdagende ervaringen om te gaan en een gevoel van verbondenheid tot stand te brengen.

Denk nu niet dat wij geen simpele onderbroekenlol konden hebben. We voerden voornamelijk dezelfde standaardgesprekken over van alles en nog niets, die iedereen met anderen voert. Of we zwegen, zoals je ongegeneerd kunt doen bij iemand die je vertrouwt. Aan het eind van onze uitstapjes keerden we in onze eigen werelden terug. We bezochten elkaar nooit thuis op, zo’n vriendschap wilden we er kennelijk niet op nahouden. Wat er zich precies in zijn hoofd afspeelde weet ik niet. We waren beiden ‘windowdressers’. Dat verklaarde misschien onze vorm van humor en onze afstandelijkheid als de dagtrip erop zat. Ik zit nu in te vullen door welke gevoelens de uiteindelijke ‘springer’ in hem moet zijn bevangen. Ze horen bij de zelfmoordenaar en er zit meestal een ‘van kwaad tot erger’ in hun ontwikkeling.

Ik denk aan wanhoop; misschien werd hij overweldigd door emotionele pijn en stress. Ik denk aan ernstige depressie; misschien ervoer hij een langdurige periode van intense somberheid, hopeloosheid, vermoeidheid en een verlies van interesse in activiteiten die hij vroeger leuk vond. Ik denk aan isolatie en eenzaamheid; misschien had hij het gevoel dat hij een last was geworden voor zijn dierbaren en dat ze beter af zouden zijn zonder hem. Ik denk aan angst en onrust; misschien ervoer hij gevoelens van paniek, onzekerheid en een constante mentale en emotionele belasting. Ik denk aan verlies van hoop op de toekomst; misschien had hij het gevoel dat zijn situatie nooit zou verbeteren. Ik weet niet welke van deze punten voor Henk golden in zijn laatste levensfase. Ergens moet het idee zijn ontstaan dat de dood de enige uitweg was uit zijn pijn en lijden.

Suïcidale gedachten vormen vaak een teken van diepe nood maar in de periode dat ik met Henk omging lieten wij ook dat soort van gedachten aan eindscenario’s (als mogelijkheid, als een ietwat permanentere vorm van een ‘tripje’) de revue passeren alsof het inderdaad een stukje komische revue was, een onderdeel van onze reizende show die wij samen en tegenover elkaar opvoerden. Helaas is alles bij hem bittere ernst geworden, zoals blijkt uit het bericht dat mij via collega’s bereikte.

Het idiote is dat ik gisteren met de trein op weg moest van Dieren naar Zutphen. Ik neem die als gewezen treindienstleider zo min mogelijk omdat ik mijn ritten tegenwoordig zelf moet betalen. Ook omdat er zo vaak iets aan de hand lijkt op het spoor (met dat personeelstekort en zo), probeer ik mijn meeste zaakjes in het eigen dorp te regelen. Echter: alleen in grote steden bevinden zich helaas nog fysieke Rabokantoren en daar moest ik heen omdat ik mijn pincode was vergeten. Laten we zeggen dat ik op koningsdag iets te diep in het glaasje had gekeken. Ik had natuurlijk niet moeten proberen om geld uit de muur halen. Maar die lamp op dat kleedje in Velp kon ik niet laten liggen. De volgende dag moest de geblokkeerde betaalpas zo snel mogelijk tot leven worden gewekt. Vandaar mijn bezoek aan Zutphen. En ja hoor, er waren weer een paar van die verdomde treinen uitgevallen. Als gevolg van de gevolgen van iets ernstigs elders, hogerop in het land. Iets bij Borne.

Later bereikte mij de onvermijdbare reden in berichten van oud-collega’s.