Bij de Volkskrant werd een medewerker geïntimideerd. Het ging om een valse beschuldiging door roddelkanalen. Andere idioten hielden deze onzinnige verzinsels klakkeloos voor waar. Er volgden bedreigingen aan het adres van een medewerker van de krant. De hoofdredacteur schreef een fel commentaar. Hij keerde zich terecht tegen het zomaar publiceren van niet onderbouwde geruchten zonder wederhoor.
Na gedegen voorbereiding hadden onderzoeksjournalisten van de Volkskrant het gedrag van mannen op de NOS-sportredactie aan de orde gesteld. Helaas werd de aandacht na publicatie van hun artikelen hier vrijwel meteen van afgeleid. Juicekanalen verspreidden de leugen dat er een liefdesrelatie was geweest tussen Tom Egbers en een Volkskrant stagiair. Wat later werden zelfs persoonsgegevens naar buiten gebracht van een medewerker van de krant. De verdachtmakingen waren op niets gebaseerd, maar sociale media pikten ze niettemin op, waarna er intimidaties volgden door beïnvloedbare sukkels.

Het is triest dat een dagblad, dat zelf waakt over zorgvuldigheid en objectiviteit in haar berichtgeving, zoiets moet overkomen. Je zou een redactie die de normen en waarden respecteert die bij het ambacht van journalist horen, meer abonnees gunnen. Ik besef eens te meer hoe belangrijk het is dat de regels van professionele nieuwsgaring worden bewaakt en eerbiedigd. Er ontstond een affaire naar aanleiding van een affaire. Het gedegen sportredactie-onderzoek kreeg daardoor niet de aandacht die het verdiende. Dat speelde de juicevandalen in de kaart.
Het genoemde onderzoek door de Volkskrant en de verslaglegging daarvan, was duidelijk de aanleiding voor het valse gespui. Maar waarom? Je zou je bijna op dit afgeleide nieuws van de leugens gaan richten. Want zo werkt het helaas: de fabelverspreiding over de niet bestaande stagiaire wekt interesse naar het hoe en waarom. Je zou de daders dood willen zwijgen maar vragen komen op als: ‘wat doe je tegen zulke kanalen?’ en ‘hoe vind en veroordeel je de mensen die achter de intimidaties zitten?’. Ondertussen word jij als onschuldige lezer dus ook weggeleid van oorspronkelijke, goed onderbouwde, nieuwsverhalen.
Ik ben op mijn manier ontrouw aan het zorgvuldige werk van goede journalisten. In mijn zelfgekozen functie van ‘taaljongen’ komt de inhoud van een artikel vaak op de tweede plaats. In zulke gevallen heb ik alleen iets aan te merken op de cosmetische aspecten van een stuk. Over het gebruik van beeldspraak bijvoorbeeld. Ik ga als taalcommentator dus vooral af op het stilistische uiterlijk van het geschrevene. Het zijn eigenlijk maar schoonheidsfoutjes waarover ik val.
Ik schreef de Volkskrant een brief met een langgerekte vraag die ik nu, in de schaduw van de affaire met de ‘medewerksters’ – nieuws waarvan ik toen overigens nog niet had gehoord – te weinig beduidend, te leutig en te bombastisch vind. Hier was een taalpurist aan het woord. Achteraf gezien dreef schaamte mij terug in mijn hok. Helaas had ik toen al heel wat woorden vuilgemaakt. Het enige dat mij nog enigszins vrijpleit, is dat ik mijn kritiek op taalgebruik nooit op één persoon in het bijzonder richt.
Het mag duidelijk zijn dat ik enorm bezig was om een verpletterende indruk achter te laten op de redactie. Terwijl ze daar dus wel iets anders aan hun hoofd hebben. Ik sta duidelijk niet met mijn voeten in het bluswater (om een andere bekende vergelijking te gebruiken). Ik denk dat ik mijn taaluitingen in het vervolg maar tot mijn blogsite moet beperken.
Onderzoeksjournalisten staan uit de aard van hun vak voor grotere vuren dan taalkundigen. Ik waardeer hen zeer, ze doen belangrijk werk. Degenen wiens wandaden zij ter discussie stellen, zouden, uit respect, gewoon een tijdje hun mond moeten houden. Maar roddelkanalen die op grond van totale verzinsels goed journalistiek werk bezoedelen en onschuldige mensen pesten, hen ‘exposen’ en moedwillig neerhalen, moeten, vind ik, worden opgespoord en vervolgd.
Het nieuws van hun arrestatie zou voor mij, zonder enige opsmuk of verzinsel, sappig genoeg zijn.