Yoann Bourgeois: Celui qui tombe

Van de ene dans kwam de andere. En toen bleef ik dus dansen. Althans: ernaar kijken. Ik kwam geen moment uit mijn stoel. Mijn rug deed nog zeer van het sjouwen met boeken. Ernstige titels, zware onderwerpen; dat is een ander verhaal. Het werd tijd voor luchtigheid. En ook, vermoed ik, voor een ander soort van schoonheid. Toen zat ik plotseling naar filmpjes te kijken van zwierige twintigers. Ze trotseerden een draaischijf. Ik zag afgetrainde lijven, tastend, maar evenwichtig. De symboliek droop er van af, voor mij althans, op een manier die me zeldzaam leek.


Ik weet inmiddels dat een recensente met veel danservaring – nou ja, ook zij is tot kijken bedaard – dit optreden met eerdere, originelere, dansvoorstellingen heeft vergeleken. Ze sprak van een metafoor die de bocht uit dreigde te vliegen (of woorden van die strekking). Het zat ‘m ook in de muziekkeuze, gaf ze toe. Ik dacht: het bezit van kennis is belangrijk. Het biedt een afgewogen oordeel. Vergelijkingsmateriaal. Maar kan deskundigheid niet ook een belasting vormen?

Ik had een achterstand van achterdocht voor deze kunstvorm, maar ook het voordeel van onervarenheid. Ik bleek plotseling van deze bewegingen te kunnen houden. Het is te zeggen, ik zou nog steeds niet zo snel naar een zaalvoorstelling gaan – als dat al kon in coronatijd – maar je weet hoe dat gaat: YouTube doet suggesties in de trant van je eerdere zoekopdracht. Voor je het weet ‘draai’ je het ene na het andere filmpje. En dan gebeurt het: je raakt ‘verslingerd’ aan iets dat voorheen je aandacht ‘niet kon vasthouden’ (pun intended).

Wat mij ‘aantrekt’ in deze dansuitvoering is het spel met de middelpuntvliedende kracht, dat ik een interessant natuurkundig fenomeen vind. Misschien spreekt het, sinds Einstein, iets minder tot de verbeelding dan zwaartekracht, maar laten we de centrifugale kracht in ere houden. Ik maal gemakkelijk door over beide fenomenen. Het zijn verschijnselen waar ik inmiddels wel goed mee uit de voeten kan.

Eerst gravitatie. Einstein heeft aangetoond dat zwaartekracht ‘slechts’ een vervorming is van het ruimte-tijd-continuüm, het weefsel van de lege ruimte, veroorzaakt door de aanwezigheid van een massa. We zijn met en op onze aarde gewoon constant aan het ‘vallen’, om de zon heen, en volgen de vervorming die de massa daarvan in het omringende ruimte-tijdweefsel maakt. We gaan dus langs het pad dat in die ruimte-tijd het kortst is.

Daarnaast zorgt rotatie van de aarde om haar as ervoor dat op voorwerpen op aarde, behalve de zwaartekracht, ook een middelpuntvliedende kracht werkt, min of meer tegen de richting van de zwaartekracht in. Hoe verder van de aardas af, hoe groter deze middelpuntvliedende kracht. Op de evenaar is deze werking het grootst, aan de polen is ze nul. De niet-gecorrigeerde, gemeten zwaartekracht is daarom op hogere breedtegraden groter dan op lagere.

Centrifugale kracht is een niet-bestaande of schijnkracht volgens de zuiver natuurkundige omschrijving. Met ‘schijn’ wordt dan bedoeld dat deze kracht alleen maar bestaat ten opzichte van het voorwerp dat meedraait. Neem een auto die een bocht neemt. Ten opzichte van de vaste grond waarop deze auto zijn draai maakt is er geen sprake van middelpuntvliedende kracht. Dit is slechts fysische preciesheid, maar zowel zwaartekracht als centrifugale kracht hebben de overeenkomst dat ze in nauwe relatie staan tot de omgeving.

Ik keer terug naar het dansoptreden. Je zou je, heel flauw, van deze uitvoering kunnen afvragen: waarom moeilijk doen als het ook makkelijk kan? Een dergelijke gedachte had ik vroeger regelmatig. Dan waren ze mij alweer kwijt, die pathetische springers. Dat is absoluut niet de kritiek die ervaren kijkers op dans hebben. Voor de recensente kan het juist niet ontoegankelijk en extreem genoeg zijn. Originaliteit is een hoog goed bij kunstminnaars. Juist als er platitudes op de planken prijken, gaan er haren overeind staan.

Een recensent vergeleek de voorstelling met een vlot. Hij schreef: ‘There’s a point in most French performance pieces when you suspect that Géricault’s famous 19th-century painting The Raft of the Medusa is being referenced, and He Who Falls is no exception. In addition to spinning like a disc on a turntable, the platform acquires a vertiginous tilt. Soon it’s lurching like a ship, or indeed a raft in a storm, and human balances and counterbalances become critical. The individual survives only if the group survives. Bourgeois’s six dancers are, he says, “a mankind in miniature”. These philosophical underpinnings, if weightless, are deftly conveyed. But the performers rarely display anything approaching three-dimensional character; they’re at once hyper-skilled and remote – in this sense more like acrobats than dancers – and in consequence we don’t really engage with them.’ De recensente die ik ken had deze kritiek misschien gelezen. Zij plakte er in haar stuk nog een andere vergelijking aan vast. Het tableaux vivant van The Raft of the Medusa door Adad Hannah, dat Yoann Bourgeois misschien ook wel kende. En zo associëren we er lekker op los met al onze kennis van zaken.

Ik zei: “Ik zag dit nog nergens. Voor mij is dit heel origineel.”
Zij zei: “Dat begrijp ik, maar ik moest het indertijd beoordelen. Dat was in 2014. Zelfs toen had ik al heel wat draaiplateaus voorbij zien komen.”
Ik bracht mijn liefde voor natuurkunde in. Ik opperde: “Wist je dat er bij middelpuntvliedende krachten ook middelpuntzoekende krachten horen?”
“En?” reageerde zij. Welk punt was ik van plan te maken? Met de geïrriteerdheid van iemand wiens pas gecreëerde passie iets te snel wordt gedoofd – nota bene door iets dat ik eigenlijk bewonder – vervolgde ik:

“De zogenaamde vertegenwoordigers van de hogere cultuur, ze zoeken de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie. Ze verlangen steeds weer nieuwe exceptionele ervaringen. Een unieke plek in het centrum van de draaischijf, zeg maar. Natuurkrachten volgen hun eeuwenoude wetten maar mensen, met gevoel voor esthetiek, willen op alle mogelijke manieren afwijken van gebaande paden. Dat is een soort van cultuurkracht waarvoor ik doorgaans waardering heb, maar die ik opeens zo vermoeiend vind. Gewoon eens lekker genieten van het overbekende, dat moet toch kunnen? En voor mij was het dat dus niet, een gemeenplaats bedoel ik. Ik vond dit speciaal en vreemd en wonderbaarlijk. Zoals gezegd, ik was erg onder de indruk. En dan kom jij langs. Jij met je beredeneerde smaak. Jij met je alles overstijgende beschouwing. Die vindt dat kunst moet provoceren, of wakker schudden, of aanzetten tot nieuwe gedachten maar vooral geen herhaling van zetten mag zijn.”

Ze keek me ongenaakbaar en geamuseerd aan. “Nou, nou, dat moest er even uit, is het niet? Ik heb je vroegtijdig beroofd van je enthousiasme. Tjonge, jonge. Ik heb je wakker geschud en nu moet je weer op zoek naar iets anders moois. Alsof we dat niet allemaal doen. Omdat we geen cultuurbarbaren willen zijn. Omdat we door moeten. Danskunst is geen plaatje dat je grijs kunt draaien. Zal ik je eens wat vertellen, die titel van deze voorstelling, die slaat op jou. ‘Celui qui tombe’, dat ben jij, ten voete uit. Maar nu moet je opstaan en weer doorgaan. De betovering van deze draaischijf is voorbij.”