De man die, volstrekt onredelijk, in zijn recht wil staan.

Lieve Marion,

Ik vond het zondag als vanouds gezellig om samen met jou door het Westerpark te struinen. We wisten ’s morgens nog niet wat er zoal te doen was in de stad. Ik liet het aan jou over om dat uit te zoeken. Dat voelde ook ‘als vanouds’, zei je. Ik wist dat je dat nooit ‘gezellig’ had gevonden. Gelukkig was het Weekend van de Rollende Keukens ‘back in town’ zodat we, vrij onverwachts, op de laatste zonnige dag van het hemelvaartweekend, genoten van keukenkarren in een groot openluchtrestaurant. Dat je daar inmiddels €3 moet betalen voor een plastic beker exclusief inhoud, is, zelfs voor een vrek als ik, geen enkel probleem. Ik beschouw het ding als een herinneringsbokaal en het zou kunnen dat ik ‘m ooit als gifbeker ga gebruiken.

Van woensdag 17 t/m zondag 21 mei 2023 vond in het Amsterdamse Westerpark de vijftiende editie van Het Weekend van de Rollende Keukens plaats op het Manifestatieterrein aldaar. Ze noemen deze periode ook wel het lange Hemelvaartsweekend.

Dat we afgelopen donderdag ook al samen waren op het Hoogte80-festival in een Arnhems stadspark, kan eveneens aan het toeval worden toegeschreven, want voor hetzelfde geld had ik je door laten reizen naar Dieren, zoals we aanvankelijk van plan waren. Ik weet het, ik was degene die jou ervan heeft weerhouden om je koffer te pakken. Ik heb gezegd dat we er beter één dag van konden maken dan twee. Ik ben je tegemoet komen rijden naar Arnhem omdat ik, door omstandigheden, logeren niet zag zitten. Ik was gewoon niet in staat om m’n huis schoon te maken, m’n lakens te vervangen, af te wassen, noch om eten en drinken in huis te halen. Ook in die nalatigheden van mij herkende jij trekjes van toen we nog samen waren.

Nu onze relatie zuiver platonisch is geworden, geloof ik dat ik liever doorga voor wandelvriend dan voor gastheer. Ik voel mij ‘authentieker’ in die nieuwe rol. Ook in Arnhem deed ik een beroep op jou, om uit te zoeken wat er zoal te doen was in de stad. Het is waar dat ik niets had voorbereid. Ik vond het een bevrijding dat ik niet meer zorgzaam of romantisch hoefde te zijn. In onze voorbije relatie kwam deze houding gemakzuchtig over. Nu was ik ‘gewoon’ die vriend die nu eenmaal zo in elkaar steekt. Ik genoot van iedere meter die ik naast jou aflegde. We hebben lang moeten lopen door verschillende, in fris lentegroen gehulde, parken, om in Monnikkenhuizen op dat terrein vol theater, dans, muziek, cabaret en circus te belanden. Feit is dat we voldaan zijn neergeploft voor de tot ‘Platenbus’ omgebouwde brandweerauto, waar een overjarige hippie langspeelplaten uit onze tijd draaide.

De afdaling door park Klarenbeek aan het eind van de middag, was ook alweer zo prachtig. Het is verbazingwekkend en fascinerend tegelijk om te ontdekken hoe verstild parken kunnen zijn op dagen waarop toch echt iedereen vrij is, vooral wanneer die oases van rust zich dicht in de buurt van een plek bevinden waar mensen doelbewust samendrommen. Ik vermoed dat, hoe stoer we onze zelfstandigheid soms ook belijden, en hoezeer we onze ontoegankelijkheid zo nu en dan ook koesteren – op afgelegen plekken om bijvoorbeeld het ware zelf te herontdekken – we toch altijd weer groepsdieren blijken, met een permanente honger naar genegenheid en erkenning. Wij waren op Hemelvaartsdag samen gedurende één van de laatste tellen van de eeuwigheid en we hebben in de buurt van het station heerlijk Indiaas gegeten voordat we ieder ons weegs gingen.

Dat ik mij zaterdagnacht op een plek bevond die ik niet had voorzien, was – het dreigt een patroon te worden – wederom toe te schrijven aan het toeval. Toen ik die dag van huis vertrok voor een nichten- en nevenfeest in Zevenbergen, zat het goed gepland in mijn hoofd om daar op tijd te vertrekken en om nog diezelfde dag met de trein terug naar huis te gaan. Het familieweerzien bleek echter veel te gezellig en ook drankgebruik deed het besef van tijd vervagen. Op het allerlaatste moment was meerijden met een neef naar Rotterdam en van daaruit de allerlaatste IC-direct naar Amsterdam nemen, echt nog de enige optie. Vandaar dat ik om half één ’s nachts naast jou in bed belandde. Jij bleek de aimabele gastvrouw én vriend met een altijd op tijd verschoond bed in een altijd propere woning. Ik verdiende het eigenlijk niet om nog naast je te slapen want hoe kon ik je zo onaangekondigd lastig vallen op dat uur van de dag?

Gelukkig heb ik een prijs moeten betalen voor mijn gemakzucht en andere nalatigheden; ik mocht je terecht met geen vinger meer aanraken. Ik wist ook dat je allang niet meer van mij droomde maar van een Griek, wiens naam ik voor mijn eigen gemoedsrust ben vergeten. Ik meende het te merken aan de glimlach in je slaap en aan je manier van ademhalen. De wetenschap dat deze ervaringen de terechte prijs vormden die ik moest betalen, maakten ze draaglijk. Boontje kwam om zijn loontje en dus werd ik convenabel bestraft. De volgende dag – ik was op borgtocht vrij – hebben we die heerlijke dag in het Westerpark doorgebracht. Ook daar weer dat opmerkelijke contrast van een overlopen festival en honderd meter verderop de verstilde rust. (Vijvers binnen de ommuring van voormalige gashoudersilo’s).

En later die dag terug naar Dieren. Je wenste me ‘wel thuis’ en ook het ‘lekker slapen straks’ scheen nog tot het vriendenjargon te mogen behoren. Ik viel daar inderdaad als een blok in slaap. Maar ik droomde vreemd, want veel te realistisch. Het leek meer een lucide waarheidscheck van intuïtief gememoreerde dagresten. Ik was in mijn REM-slaap gewoon weer bij jou in Amsterdam. Ik merkte vlak voor en bij het afscheid nemen dat je snel terug wilde naar Messenger of WhatsApp. Een ander dingetje dat mij opviel was dat je goed op de hoogte was van de huidige verkiezingen in Griekenland, een nieuwsitem dat Nederlanders zonder affiniteiten met dat land (97 procent?) doorgaans geen moer kan schelen. Een rêverietje als exacte herbeleving van de werkelijkheid, hoe realistisch lijkt je dat?

Ik denk dat mijn ‘Klaas Vaak’ me heeft behandeld met vlugzout (opdat de laatste droom mij de ogen opende) en dat jouw ‘Klassikus Vakos’ [sic.] jou daadwerkelijk zand in de ogen strooit, zolang als nodig om je in de illusie te laten dat je een man bemint die jou in dezelfde mate bemint, ook al zegt hij niet bij je te kunnen zijn ‘vanwege zijn werk’. Ik gun jou die dromen. Ik begrijp het volkomen dat je gisteren vroeg aan tafel wilde. Opdat ik daarna voortijdig huiswaarts zou gaan en jij een groter deel van de avond met je ‘sociale contact’ kon doorbrengen. Ik ben blij dat ik alle risotto heb verorberd, want ik denk dat ik lang op jouw kookkunsten moet teren voordat ik weer zo lekker eet. Wat dat aangaat leek het toch een laatste avondmaal. Ik ben niet trots op deze eindparagraaf. Er klinkt teveel, nauwelijks verhulde, boosheid en/of jaloesie in door.

Om deze passage van onterecht felle gevoelens compleet te maken voeg ik er nog wat flauwe bijnamen aan toe, die ik iets langer geleden, met sardonisch genoegen, heb verzonnen om die ‘player’ van jou te omschrijven. Ik bedacht ze in een doorwaakte nacht, toen waarschijnlijk ook al om zijn echte naam te verdringen: Adonis Complumentos, Fopfotia Pakmezaki, Servos Voeldaris, Fallos Pakmetorros, Grajes Ammetitos, Orgassis Likmetorros, Demos Loslopelos. Nu ik ze knarsetandend herhaal vind ik ze eigenlijk nog flauwer en ongepaster dan toen ik ze verzon. Maar ik heb in dit stadium van mijn leven geloof ik geen enkel bezwaar om mij onnozel, klierig of impertinent te gedragen. En toch houd ik van je en wil ik je niet kwetsen. Ik hoop en verwacht dat we bevriend blijven. Jou treft geen enkele blaam, dat is een onoplosbaar probleem voor een afgewezene die behalve terecht verdrietig, ook boos wil zijn. Of in zijn recht wil staan in zijn volstrekte onredelijkheid.